Voorproefje
‘Woar komt jullie weg dan?’, probeer ik de patiënte en haar gevolg een beetje op hun gemak te stellen als ik bemerk dat ze uit het ‘oost’n van het land’ komen. Zelf kom ik namelijk ook uit die contreien en ik kan me dus inbeelden dat Amsterdam, met name in figuurlijke zin, ver weg is voor deze mensen. Niet fijn als je flink ziek bent of de dreiging van onheil zo nabij is.
‘Oet Enter, hoezo dat dan?’ antwoordt de partner van de vrouw in bed.
‘Nou, ik kom zelf oet Almelo’, hoewel ik met Rotterdamse ouders nooit een echte Tukker werd.
‘Ooh, Almeloo. En hoe bej dan zoo in Amsterdam trecht gekoom’n?’
‘Omdat ik hier ging studeer’n.’
Het is heel even stil en ik zie de man denken.
‘Moar wa voor studie moej dan volg’n om die bedd’n te kun’n druk’n?’ is het bloedserieuze antwoord.
Ik schiet in de lach. ‘Nee, dat was een studie voor iets anders’, zeg ik, nu gewoon zonder Twentse tongval.
‘Ohh, ik dacht a: wa moej nou studeer’n om met ’n bed te sjouw’n. Ja, ie weet het nooit teegnwoordig, sie verzint van alles. Moar nog ‘s wat: ie bint dus in Amsterdam gebleem?’
‘Ja, ondertussen woon ik hier al meer dan viemveertig joar.’ Toch maar weer even omschakelen.
‘Oh gottogod, dai dat kunt man! Wie zout hier nooit kun’n woon’n; al die mens’n en die drukte. En ist nie gevoarlijk dan?’
‘Nou, ik heb hier in al die joar’n nog nooit wa aan de hand gehad. De enige keer dak ooit in mekaar ben geslaag’n was in Almelo’.
‘Ja, das ook ’n gevoarlijke stad.’
Ik heb een zwak voor dit soort mensen. Geboren en getogen in een klein gehucht, en daar de rest van hun leven beschermd door de warme nabijheid van familie, vrienden en kennissen. Onderdeel van de plaatselijke gemeenschap, met op vaste tijdstippen een uitje naar de bingo- of klaverjasavond. Op zondag naar de kerk waarschijnlijk, vooral om te kijken wie er allemaal (niet) zijn en wat ze aanhebben, zodat er bij het middageten – het woord lunch kent men niet in Enter – tenminste wat te bepraten is. Ver buiten het dorp zijn ze nooit geweest en zeker niet voor langere tijd. De vooruitgang in de afgelopen decennia hebben ze met lede ogen aan zich voorbij zien trekken en had in hun ogen beter achteruitgang genoemd kunnen worden.
En dan wordt hun voortkabbelende leven ineens verstoord doordat er kanker wordt geconstateerd. Na eerste bezoeken in het regionale ziekenhuis krijgen ze te horen dat het beter is de gang naar het Antoni van Leeuwenhoek te maken, omdat in hun geval specialistische zorg toch echt noodzakelijk is. En dan lig je op een regenachtige dag ineens in Amsterdam, met de komende dagen een aantal spannende onderzoeken voor de boeg. Ik stel me voor hoe zo’n partner dan de avond en nacht doorbrengt in het Gasthuis. Alles in zijn leven is ineens op z’n kop komen te staan en dan moet je daar mee om zien te gaan in een vreemde omgeving en een vreemd bed, terwijl je bijna je hele leven thuis bent geweest en in de eigen echtelijke sponde hebt geslapen.
‘s Nachts in bed hoort hij de geluiden die bij het stadsleven horen: een hard optrekkende brommer, een sirene, een piepende tram, uitbundige mensen die een café uitkomen. Dan is het thuis in Enter toch een stuk stiller. Zijn gedachten gaan naar de eerste klachten die z’n vrouw had geuit. Maar ze waren geen zeurders, dus maar een extra aspirientje voor het slapen gaan. Op een gegeven moment namen de klachten echter dusdanig toe, dat een bezoek aan de dokter toch noodzakelijk bleek. Vanaf dat moment was het snel gegaan. Maar hoe was het in godsnaam toch mógelijk? Ze hadden altijd gezond geleefd, met groenten van het eigen erf enzo. Nooit had zijn vrouw gerookt en van een advocaatje met slagroom moest ze al giechelen. Nee, hij kon er met zijn hoofd niet bij.
‘Kom, we gaan uw vrouw nu naar de röntgenafdeling vervoeren. Gaat u mee of blijft u hier op de kamer?’
‘Nee, ik loop wel eem mee. Benk d’r ook eem uut.’
Hassan Bahara (De Volkskrant): In Handen aan het bed! beschrijft Henk Eising in een vlotte, humoristische stijl memorabele ontmoetingen met patiënten en portretteert hij kleurrijke collega patiëntenvervoerders.
Sasha Kartoidjojo (AVL Foundation): De korte verhalen van Henk Eising zijn stuk voor stuk pareltjes! Warm, ontroerend en zelfs komisch: alle emoties die hier dagelijks de revue passeren komen voorbij. De lezer krijgt daarmee een uniek kijkje in ons ziekenhuis en het boek geeft een mooi beeld van de omgang tussen patiënt en vrijwilligers. Dat de opbrengst van het boek ten goede komt aan kankeronderzoek in het AVL maakt het éxtra waardevol en wordt ontzettend gewaardeerd.
Hendrik Groen (De dagboeken van…): De verhalen van Henk Eising zijn de kortste reisverhalen die ik ken. Maar onderweg gebeurt soms meer dan in een trip naar de andere kant van de wereld. Dit zijn reizen van leven naar leven of van leven naar dood. De korte verhalen zijn soms opbeurend, soms hartverscheurend. En altijd ontroerend en lezenswaardig.
Henk Eising